In september 2020 is Marijke Veerman begonnen met haar promotieonderzoek onder de werktitel ‘Too Big to Jail? (Multinationale) banken voor de overheidsrechter’. Dit promotieonderzoek maakt deel uit van het project Conflictoplossende Instituties (COI), dat draait om het probleemvoorkomend- en oplossend vermogen van de rechtspraak.
Het onderzoek
Aanleiding voor dit promotieonderzoek is gelegen in de observatie dat waar het normhandhaving jegens (multinationale, systeemrelevante (ook wel: significante)) banken betreft, in zowel het straf- als privaatrecht afdoening/geschilbeslechting veeleer plaatsvindt via buitengerechtelijke trajecten en niet via de overheidsrechtspraak. Zo zijn de drie grootste banken van Nederland – Rabobank, ING en ABN AMRO – de laatste jaren allemaal onderwerp van gesprek geweest vanwege het sluiten van hoge transacties met het Openbaar Ministerie. Rabobank schikte in 2013 voor een bedrag van € 774 miljoen met diverse buitenlandse toezichthouders en het Nederlandse OM, waarvan € 70 miljoen naar laatstgenoemde ging vanwege haar rol in de zogeheten Libor-affaire, een schandaal waarin verschillende banken betrokken waren bij het manipuleren van de London Interbank Offered Rate (Liborrente). ING betaalde in 2018 het hoogste transactiebedrag aan het OM tot nu toe van € 775 miljoen, vanwege jarenlange en structurele overtreding van (onder meer) de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). Vergelijkbare verwijten werd de ABN AMRO gemaakt, die in 2021 een bedrag van € 480 miljoen overeenkwam met het OM. Ook in het kader van het privaatrecht wordt vaak geschikt tussen banken en gedupeerden, waarbij het niet zelden gaat om massachadegevallen en schikkingen worden getroffen met belangengroepen, zoals de Vereniging van Effectenbezitters (VEB) en claimstichtingen.
Het doel van het onderzoek
Wat is nu het doel van dit promotieonderzoek? Dat is allereerst om factoren te identificeren die de (vermeende) ongrijpbaarheid van banken voor de overheidsrechtspraak (en de (vermeende) schikkingspraktijk) mogelijk kunnen verklaren. Naast dit verklarende onderdeel, staan in dit onderzoek ook meer normatieve vraagstukken centraal, bijvoorbeeld in het kader van effectiviteit en legitimiteit. Zo vormt de constatering dat (vermeende) normschendingen door (multinationale) banken geregeld buitengerechtelijk worden geadresseerd ook aanleiding de rol van de klassieke overheidsrechter onder de loep te nemen. Afgevraagd kan worden op welke wijze normhandhaving jegens actoren met een dergelijk belangrijke maatschappelijke en economische positie idealiter zou moeten plaatsvinden en welke rol, if any, de overheidsrechter hierbij zou kunnen of moeten spelen. Dit onderzoek zoekt antwoorden vanuit het strafrecht en privaatrecht, waarbij niet alleen (internationale) literatuur en jurisprudentie worden geraadpleegd, maar ook empirische onderzoeksmethoden worden ingezet. In dat kader worden (op dit moment) interviews gehouden met advocaten, officieren van justitie en rechters.