+ 31 (0)71 527 7391 | sos@law.leidenuniv.nl | Volg ons op instagram op @ sos_leiden voor de meest actuele informatie.

    Author Profile

    SOSLeiden

    Kantoorbezoek Wladimiroff Advocaten

    Op 8 april bracht SOS een kantoorbezoek aan Wladimiroff Advocaten. Wij werden ontvangen door Carolien Janssen en Hannah van der Schrier. Zij vertelden ons over het kantoor en hun werkzaamheden. Na de pauze gingen we van start met verschillende ethische dilemma’s, waaronder de vraag hoe je als advocaat om gaat met de situatie dat je betaald wordt met geld dat naar jouw idee van witwassen afkomstig is. Hierover gingen we in gesprek met Ybo Buruma en Simone Vromen waarna we werd afgesloten met een borrel in het kantoorcafé

    0

    Lezing cold cases met Leo Simaïs

    Op 2 april organiseerde SOS een lezing over cold cases met Leo Simaïs. Dhr. Simaïs is operationaal Specialist bij de politie-eenheid Den Haag Team Cold case en Vermiste Personen. Dit is één van de tien cold case-teams van de Nationale Politie. De lezing begon met het definiëren van een cold case en wat achtergrondinformatie. Zo zijn er in Nederland ongeveer 1770 onopgeloste cold cases. Door het grote aantal onopgeloste cold cases en het personeelstekort bij de Nationale Politie worden de zaken op kansrijkheid gerangschikt. Leo had een volledige slide met verschillende foto’s waaruit de studenten mochten kiezen. Wanneer de student een foto had gekozen vertelde dhr. Simaïs het verhaal achter deze cold case. Daarnaast ging Leo in op de keuzes die je moet maken in een cold case. Hier werden ook de studenten bij betrokken. Zo kregen wij ook even het gevoel alsof wij onderdeel waren van een cold case-team.

    0

    Promotieonderzoek Mojdeh Kobari: De premissen die ten grondslag liggen aan de nationale digitale opsporing

    Een aantal weken geleden is bekendgemaakt dat het nieuwe Wetboek van Strafvordering op 1 april 2029 in werking zal treden. Op basis van het huidige voorstel zal de modernisering van de digitale opsporing vrij beperkt van aard zijn, ondanks de belangrijke voorstellen tot wetwijzigingen die door de Commissie modernisering opsporingsonderzoek in het digitale tijdperk (Commissie-Koops) zijn gedaan. Er zijn diverse auteurs die de nodige kanttekeningen plaatsen bij deze beperkte modernisering van de digitale opsporing, waarbij wordt vastgehouden aan een stelsel dat is gebaseerd op premissen die zijn gecreëerd voor de fysieke wereld. Een van de vragen die hierbij speelt is of en in hoeverre kan worden volstaan met het toepassen van de traditionele juridische kaders in een online omgeving.

    Binnen mijn onderzoek zal ik stilstaan bij de vraag welke premissen ten grondslag liggen aan de nationale wettelijke regeling van de digitale opsporing, hoe deze premissen de werkbaarheid van de digitale opsporing beïnvloeden en wat dit betekent voor de wenselijkheid van die premissen. De focus ligt hierbij op de Wet computercriminaliteit I, II, III en de huidige modernisering van de digitale opsporing. Dit onderzoekt maakt deel uit van het onderzoeksprogramma ‘Criminal Justice: Legitimacy, Accountability and Effectivity’.

    Allereerst zal ik onderzoek doen naar de premissen die aan de bovengenoemde wetgevingstrajecten ten grondslag liggen. Hierbij zal ik ook kijken hoe de premissen die ten grondslag liggen aan internationaal recht, zoals het Cybercrimeverdrag, zijn geïmplementeerd in de nationale wettelijke regeling van de digitale opsporing. Vervolgens zal ik kijken hoe deze premissen doorwerken in de praktijk en wat voor invloed die premissen hebben op de werkbaarheid van de nationale digitale opsporing. Voor het beantwoorden van deze vraag zal enerzijds jurisprudentieonderzoek worden gedaan met de focus op de meer principiële uitspraken, zoals bijvoorbeeld die van het Europees Hof van Justitie, en zal anderzijds worden meegekeken in de praktijk, waarbij ik onder andere denk aan zittingen van de specialistische cyberkamer van het gerechtshof Den Haag, het European Cybercrime Centre en Team High Tech Crime. De vraag met betrekking tot de wenselijkheid van de premissen zal uiteindelijk vanuit een meer normatief oogpunt worden beoordeeld, waarbij een beoordelingskader dient te worden geformuleerd aan de hand waarvan die wenselijkheid kan worden getoetst. Voor het maken van een beoordelingskader zijn er twee manieren die ik wil verkennen. De eerste mogelijkheid is door zelf een set aan criteria te formuleren aan de hand waarvan die wenselijk kan worden getoetst. De tweede manier is door de wenselijkheid van die premissen vanuit een bepaald perspectief te beoordelen. Het uiteindelijke doel van dit onderzoek is om voorstellen te doen ter verbetering van de werkbaarheid van de nationale digitale opsporing.

    0

    Lezing militair strafrecht

    Op 4 maart hebben wij in samenwerking met CoDe en Grotius een lezing over het militair strafrecht georganiseerd. De lezing werd verzorgd door Yvette Foliant. Zij is werkzaam als militair jurist bij defensie en heeft van dichtbij meegemaakt wat oorlog is. De lezing begon met een uiteenzetting van de geschiedenis van het militaire tucht- en strafrecht waarna er werd ingegaan op de het verschil tussen deze twee gebieden. Toen was het tijd voor pauze en daarna volgde een uiteenzetting van het huidige tucht- en strafrecht. 

    0

    Promotieonderzoek – David Sander: Bijzondere eerlijkproceskwesties bij verdachte rechtspersonen

    Rechtspersonen worden in Nederland steeds vaker betrokken in het strafrecht. Dat komt mede door het grote (en toenemende) aantal rechtspersonen in ons land en de grote (en toenemende) hoeveelheid nationale, EU- en internationale wet- en regelgeving waaraan ze onderworpen zijn en bij overtreding waarvan ze kunnen worden geconfronteerd met strafrechtelijke vervolging. Als tegen hen een criminal charge wordt ingesteld, hebben ze recht op een eerlijk proces (art. 6 EVRM). De toepasselijkheid daarvan op verdachte rechtspersonen roept twee vragen op.

    De eerste is welke eerlijkproceskwesties verdachte rechtspersonen ervaren. Deze hoeven niet dezelfde te zijn als de eerlijkproceskwesties die verdachte natuurlijke personen ervaren. In mijn onderzoek ga ik ten eerste op zoek naar bijzondere eerlijkproceskwesties: eerlijkproceskwesties die verdachte rechtspersonen ervaren, maar natuurlijke personen niet, minder vaak, minder snel of anders. Een voorbeeld. Verdachte rechtspersonen hebben het zwijgrecht als ze verhoord worden (art. 29 lid 2 Sv en 6 lid 1 EVRM). Rechtspersonen kunnen niet zelf spreken of zwijgen. Daardoor zijn verhoren in strafprocessen tegen rechtspersonen gesprekken met natuurlijke personen en kunnen verdachte rechtspersonen hun zwijgrecht alleen uitoefenen via natuurlijke personen. Als in het kader van een strafproces tegen een rechtspersoon natuurlijke personen worden gesproken, kunnen zij zelf ook verdachten zijn (met een zelfstandig zwijgrecht), kunnen zij getuigen zijn (met een spreekplicht tegenover rechters) of kunnen zij vertegenwoordigers zijn (met een van de verdachte rechtspersoon afgeleid zwijgrecht). De wet noch rechtspraak maakt duidelijk wie tot de laatste categorie behoort. Dat geldt niet alleen met betrekking tot het zwijgrecht, maar met betrekking tot alle eerlijkprocesrechten van verdachte rechtspersonen die ze alleen via natuurlijke personen kunnen effectueren (bijv. het recht op rechtsbijstand en ondervragingsrecht (art. 6 lid 3 sub c en d EVRM)). De kwestie welke individuen namens een verdachte rechtspersoon met van hem afgeleide rechten zijn eerlijkprocesrechten kunnen uitoefenen, is slechts een van vele bijzondere eerlijkproceskwesties.

    De tweede vraag is wat het recht op een eerlijk proces voor verdachte rechtspersonen inhoudt. Dit recht is van origine een mensenrecht, zodat de toepasselijkheid ervan op rechtspersonen niet evident is. Weliswaar is gezien de rechtspraak van het EHRM duidelijk dat verdachte rechtspersonen dit recht hebben en valt daarvoor vanuit rechtstheoretisch en normatief perspectief veel te zeggen, maar mensenrechten in het algemeen en het recht op een eerlijk proces in het bijzonder hebben voor rechtspersonen niet noodzakelijkerwijs dezelfde inhoud als voor natuurlijke personen. Daarom ga ik in mijn onderzoek ten tweede op zoek naar de specifieke betekenis van art. 6 EVRM voor verdachte rechtspersonen. Dat doe ik mede op basis van rechtsvergelijkend onderzoek naar andere regionale mensenrechtensystemen, zoals het Inter-Amerikaanse, waarin rechtspersonen geen aanspraak kunnen maken op mensenrechten.

    Ten derde waardeer ik in mijn onderzoek de geïdentificeerde bijzondere eerlijkproceskwesties in het licht van de specifieke betekenis van art. 6 EVRM voor verdachte rechtspersonen. Ik sluit het onderzoek af met een verkenning van oplossingsrichtingen voor eventuele problematische kwesties.

    0

    Bezoek aan PI Alphen aan den Rijn

    Op 31 januari heeft SOS een bezoek gebracht aan PI Alphen a/d Rijn. We werden ontvangen in een kantoor waar we met medewerkers van de PI bespraken hoe de werking van de PI er globaal aan toe ging en wat onze verwachtingen waren. Vervolgens vertelden twee begeleiders over hun persoonlijke ervaringen in de PI. Daarna kregen we een rondleiding door de PI. We hebben onder andere de luchtplaatsen, sportplekken en de isoleercel bezocht. Er werd afgesloten met een korte terugblik op onze ervaring en iedereen ervoer het bezoek als ontzettend leerzaam en bijzonder. 

    0

    Bezoek aan PI De Schie

    Op 19 januari heeft SOS een bezoek gebracht aan PI De Schie in Rotterdam. We werden ontvangen door een juridisch medewerker die ons van alles heeft verteld over hoe een PI werkt. Denk hierbij aan de man-vrouwverhouding en de kosten van een gedetineerde per dag voor een PI. Daarnaast vertelde zij over haar werkzaamheden. Zij behandeld onder andere klachten van gedetineerden. Nadat de klacht is ingediend volgt er een gesprek tussen de gedetineerde en juridisch medewerker samen met de maandcommissaris. Indien zij er niet uitkomen wordt de klacht behandeld op een beklagzitting. Vervolgens werd er een korte quiz gehouden over alle vertelde informatie. Daarna hebben we een rondleiding gekregen door de PI en hebben onder andere de isoleercel, de keuken en de zorgafdeling bezocht. Bijzonder was dat er op de zorgafdeling vogeltjes rondvlogen om zo meer rust te creëeren bij de gedetineerden. 

    0

    ‘Too Big To Jail?’ – promotieonderzoek Marijke Veerman

    In september 2020 is Marijke Veerman begonnen met haar promotieonderzoek onder de werktitel ‘Too Big to Jail? (Multinationale) banken voor de overheidsrechter’. Dit promotieonderzoek maakt deel uit van het project Conflictoplossende Instituties (COI), dat draait om het probleemvoorkomend- en oplossend vermogen van de rechtspraak.

    Het onderzoek
    Aanleiding voor dit promotieonderzoek is gelegen in de observatie dat waar het normhandhaving jegens (multinationale, systeemrelevante (ook wel: significante)) banken betreft, in zowel het straf- als privaatrecht afdoening/geschilbeslechting veeleer plaatsvindt via buitengerechtelijke trajecten en niet via de overheidsrechtspraak. Zo zijn de drie grootste banken van Nederland – Rabobank, ING en ABN AMRO – de laatste jaren allemaal onderwerp van gesprek geweest vanwege het sluiten van hoge transacties met het Openbaar Ministerie. Rabobank schikte in 2013 voor een bedrag van € 774 miljoen met diverse buitenlandse toezichthouders en het Nederlandse OM, waarvan € 70 miljoen naar laatstgenoemde ging vanwege haar rol in de zogeheten Libor-affaire, een schandaal waarin verschillende banken betrokken waren bij het manipuleren van de London Interbank Offered Rate (Liborrente). ING betaalde in 2018 het hoogste transactiebedrag aan het OM tot nu toe van € 775 miljoen, vanwege jarenlange en structurele overtreding van (onder meer) de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). Vergelijkbare verwijten werd de ABN AMRO gemaakt, die in 2021 een bedrag van € 480 miljoen overeenkwam met het OM. Ook in het kader van het privaatrecht wordt vaak geschikt tussen banken en gedupeerden, waarbij het niet zelden gaat om massachadegevallen en schikkingen worden getroffen met belangengroepen, zoals de Vereniging van Effectenbezitters (VEB) en claimstichtingen.

    Het doel van het onderzoek
    Wat is nu het doel van dit promotieonderzoek? Dat is allereerst om factoren te identificeren die de (vermeende) ongrijpbaarheid van banken voor de overheidsrechtspraak (en de (vermeende) schikkingspraktijk) mogelijk kunnen verklaren. Naast dit verklarende onderdeel, staan in dit onderzoek ook meer normatieve vraagstukken centraal, bijvoorbeeld in het kader van effectiviteit en legitimiteit. Zo vormt de constatering dat (vermeende) normschendingen door (multinationale) banken geregeld buitengerechtelijk worden geadresseerd ook aanleiding de rol van de klassieke overheidsrechter onder de loep te nemen. Afgevraagd kan worden op welke wijze normhandhaving jegens actoren met een dergelijk belangrijke maatschappelijke en economische positie idealiter zou moeten plaatsvinden en welke rol, if any, de overheidsrechter hierbij zou kunnen of moeten spelen. Dit onderzoek zoekt antwoorden vanuit het strafrecht en privaatrecht, waarbij niet alleen (internationale) literatuur en jurisprudentie worden geraadpleegd, maar ook empirische onderzoeksmethoden worden ingezet. In dat kader worden (op dit moment) interviews gehouden met advocaten, officieren van justitie en rechters.

    0

    Kantoorbezoek bij Haagrecht Advocaten

    Op 4 december heeft SOS een bezoek gebracht aan Haagrecht Advocaten. Bij binnenkomst kregen wij een kopje koffie waarna we van start gingen. Mr. Walter Römelingh heeft ons verteld over welke stappen je doorloopt in een cassatieproces en tot welke conclusies de Hoge Raad kan komen en op grond waarvan. Niet alleen het cassatierecht kwam aan bod, maar ook tips en tricks met betrekking tot solliciteren in de advocatuur. Er werd afgesloten met een borrel.

    0

    Kantoorbezoek bij Cleerdin & Hamer

    Op 30 november heeft SOS een bezoek gebracht aan het grootste commune strafrechtkantoor van Nederland, Cleerdin & Hamer. Na het ontvangst werd er een lezing verzorgd door Mr. Bruinen en Mr. Timorason. Beiden zijn actief binnen het commuun strafrecht en daarnaast hebben zij ook hun eigen specialisatie. Mr. Bruinen is gespecialiseerd in jeugddelicten en Mr. Timorason specialiseert zich in het internationale strafrecht. In het eerste gedeelte van de lezing werden we meegenomen in het leven van een strafrechtadvocaat en wat er gebeurd wanneer je een piketmelding krijgt. Ook vertelden Bruinen en Timorason ons opvallende en bijzondere ervaringen die zij zelf hebben opgedaan in de praktijk. Wij zullen nu nooit meer hetzelfde kijken naar handgel. Toen de lezing afgelopen was begon de borrel waar men de ruimte had om met enkele advocaten en advocaat-stagiaires te netwerken. 

    0